(vermenigvuldigde, vermenigvuldigd)
I. (heeft)
1. in aantal doen toenemen, vermeerderen: het aantal bedienden -.
2. Rek. een getal zo dikwijls nemen als door een ander wordt aangegeven: 2 x 4 = 8.
II. zich (heeft)
1. in aantal toenemen, vermeerderen: de mensen vermenigvuldigden zich; de moeiten vermenigvuldigden zich.
2. zich voortplanten: vermenigvuldigt u.
III. (is) in aantal toenemen: de tegenstrevers steeds.