Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 18-02-2020

veertig

betekenis & definitie

I. telw.

1. hoofdtelw. viermaal tien: jaar oud; één en .
2. rangtelw. veertigste: hoofdstuk -; hij is van ‘t jaar -.

II. (-en)

1. Eig. hoeveelheid bestaande uit veertig eenheden: een raad van had vroeger het bestuur in Venetië. Gez. bij -en, bij veertigtallen; iets in -en delen, in veertig delen; met zijn -en, met veertig personen.
2. v. Metn. cijfer veertig: zet er nog een bij.

< >