Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 18-02-2020

spook

betekenis & definitie

(spo:k) o. (spoken; -je) [ spoken]

I. Eig.
1. Algm. bovennatuurlijke, angstwekkende en gewoonlijk nachtelijke verschijning ; geloof aan, vrees voor spoken; zo mager als een -, zeer mager.
2. Inz. rondwarende geest van een afgestorvene : ’s nachts meende zij de overledene als te herkennen.

II. Metf.

1.mager, lang mens : een lelijk van een mannetje.
2.onuitstaanbare vrouw of meisje : een aanstellerig -.
3. reeswekkende gestalte: een-van deverbeelding.Syn. → schaduw.
4. schrikbarend iets : met het van de revolutie dreigen.

< >