v. (-pen ; —je)
I. Eig. gereedschap om mede te scheppen, bestaande uit een hol blad aan een houten steel : aardappel-, as-, kolen-, koren-, zandschop; de dille of schoen van een -; de van een → haardstel; het -je van een herder.
II. Metf.
1. blad als dat van een schop : een anker met -jes aan de punten.
2. schoppen zwarte figuur in het kaartspel in de vorm van een schop ; een kaart met -pen. -
III. Metn.
1. [van I] zoveel als op een schop gaat ; twee -pen zand.
2. schoppen [van II 2] kaart met een of meer schoppen erop ; (in) -pen spelen; -pen is troef.