(‘rei:kən) (reikte,heeft gereikt) [~ rekken]
1. de handen uitstrekken ; ik kan zo ver niet -. → hemel, maan.
2. geven, aanbieden, toereiken : elkander de hand -.
3. zich uitstrekken : het water reikte tot aan de knieën; zo ver het gezicht, het oog reikt; zijn macht reikt niet zo ver; de voortbrengselen van die nijverheid tot in de 6de eeuw terug. → schouder.