A. [rapporteren II 1]
I. Eig. het rapporteren.
II. Metn.
1. Algm. wat gerapporteerd wordt, bericht, verslag, mededeling: een uitbrengen over iets; van iets maken; een indienen.
2. Inz.
a. staatje van gedrag, vlijt, vorderingen: iedere week krijgen de leerlingen een mee naar huis.
b. Mil. uitgifte van de dagelijkse orders in een garnizoen: op het komen, verschijnen, in een rapport vermeld worden of op het bureau van de kapitein komen om klachten in te dienen of een berisping te krijgen enz.
B. [rapporteren II 2] betrekking, samenhang, verband: dat heeft daarmee geen -; zich met iemand in stellen.