Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 13-02-2020

pikeur

betekenis & definitie

(pi'keur) m. (-s) hij die paarden pikeert nl.

1. a. hij die paarden africht en anderen leert paardrijden.
b. rijknecht bij iemand die paarden houdt: de -s staan te wachten; van de koning(in), titel van de opzichter der rijknechts.
2. Uitbr. a. paardrijder : hij is een goed -.
b. aandrijver van de jachthonden.

< >