I. ('oppər) m. (-s; -tje) [op] hooihoop op het veld: het hooi aan -s zetten.
Syn. ➝ mijt. II ('oppər)
I. bn. [op] dat alleen in samenstellingen voorkomt en dan betekent
1. Eig. hoger gelegen: Opper-Rijn, Opper-Duitsland.
2. Metf. hoogste, voornaamste, opperste: oppergebieder, opperhofmaarschalk, oppergezag.
III. m. (-s; -tje) [opper I]
1. bovenwinds gelegen beschutting tegen de kracht van de wind en de zee: wij hadden een -tje aan de Azorische Eilanden.
2. (2) Mil. afkorting van opperwachtmeester.
IV. bw. (alleen in samenstellingen) in de hoogste graad: opperbest, oppermachtig.