('op) (luisterde op, opgeluisterd)
I. (heeft)
1. luister, glans bijzetten, verlenen: de muziek zal het feest -.
2. illustreren: een boek -.
3. ophelderen: iets met voorbeelden -.
II. (is) gaan stralen, verhelderen: zijn grijze ogen luisterden op; zijn gelaat luisterde op.