Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 13-02-2020

opdoen

betekenis & definitie

('ob) (deed, deden op ; heeft opgedaan)

1. in de hoogte doen : doe je mouwen op, anders worden ze nat.
2.zich -, te voorschijn komen, zich vertonen : de koepel deed zich weldra op; er deed zich geen koper voor dat huis op; dat voorval deed zich weer voor zijn geest op; een vraag doet zich op, doet zich ter beantwoording voor.
3. opnemen, schoonmaken : de meid was bezig de vloer op te doen.
4. waarnemen, opmerken: er zal heel wat op te doen zijn van de nieuwste modes.
5. zoeken te verkrijgen : een paard zien op te doen; waar heb je dat (nieuws) opgedaan ?
6. erlangen, krijgen : waar zou hij die mooie hond hebben opgedaan ? kennis, geleerdheid, kundigheden -; ervaring, ondervinding -; nieuws -.
7. ongevraagd krijgen, oplopen, een ziekte -.
8. in orde maken, brengen : de was -.
9.aankleden, optooien : fraai, prachtig, wel opgedaan.
10.voordoen, voor het oog brengen : koopwaren goed, schoon -; doet verkopen.
11. een voorraad ervan

zich bezorgen: levensmiddelen, brandstoffen -; aardappelen voor de winter. Syn. inslaan.

12. kopen: mijn broeder heeft een schrijfmachine opgedaan.
13. opdienen: het eten -; de soep is opgedaan.

< >