(on'zijdəch) bn. en bw. (-er, -st)
1. buiten de partij staand, onpartijdig, neutraal : een onderzoek; zich houden.
2. van een onzijdige mogendheid: een -e vlag.
3. Taalk. niet mannelijk of vrouwelijk : het geslacht.
4. Taalk. onovergankelijk : -e werkwoorden.