I. ('om) (legde om, heeft omgelegd)
1. eromheen leggen: iemand een verband -.
2. andersom leggen: een matras, een schip -; zich -. ➝ stuiver.
II. ('leggen) (omlegde, heeft omlegd) met iets rondom beleggen: een blauwe blazer met wit lint omlegd.