(neu'tral) bn. en bw. (...traler, -st) [Fr. < Lat. neutralis < neutrum, het een noch het ander]
1.geen partij kiezend, onpartijdig, onzijdig : een ...trale houding aannemen; zich houden. Syn. kleurloos.
2. zich niet aansluitend bij een van de oorlogvoerende partijen : in de Eerste Wereldoorlog bleef dat land —; onder ...trale vlag varen; een ...trale mogendheid; de ...tralen.
3. niet kerkelijk gekleurd, onzijdig, godsdienstloos : de ...trale school; onderwijs.
4. geen van twee tegenover elkander geplaatste eigenschappen bezittend : ...trale zouten.