(mas'ti:ʞ) [Fr. < Gr. mastiché] m.
1. welriekend, hard geworden hars van de mastiekboom: de komt vooral van het eiland Chios en wordt voor vernissen gebruikt.
2. Uitbr. mengsel van harsachtige stoffen die spoedig verharden : met o. a. asfalt dient als straatplaveisel, met o. a. kootteer voor dakbekleding.