(la'va:bo) [Lat. ik zal wassen]
I. o. Eig. gebed met dat woord beginnend, dat de priester bij de handwassing in de mis bidt.
II. Metn.
1. o. die handwassing.
2. o. blaadje met kannetje en vingerdoek, daarbij gebruikt.
3. ('bo) m. (-’s) wastafel.