(ka'millə) v. (–n) [Lat. chamomilla < Gr. chamai, op de aarde (wassend) + melon, appel]
I. Eig.
1. e c h t e –, onkruid met fijnverdeelde, samengestelde bladeren, geelhartige witte bloemen en zweetdrijvende bloemhoofdjes (Matricaria chamomilla).
2. w i l d e –, onkruid forser dan de echte kamille (Anthemis arvensis). Syn. akkerkamille.
II. Metn. [van I 1]
1. bloem van de echte kamille.
2. aftreksel van gedroogde bloemen van de echte kamille.