('je:zus 'kristus) [Jezus, Hebr. heiland + Gr. Christos, gezalfde] tweede persoon der H.
Drievuldigheid, die mens werd om de mensen te verlossen, werd geboren te Bethlehem wsch. 6 of 7 jaar vóór onze tijdrekening; de niet nauwkeurig vast te stellen geboortedag is in de Westerse Kerk 25 dec., in de Oosterse 6 jan. Zijn moeder was de H. Maagd Maria, zijn voedstervader de H. Jozef, met wie hij te Nazareth 30 jaar verbleef. Hij begon daarna zijn openbaar leven, predikte en ging rond weldoende, werd door de Farizeeën en de Sadduceeën, met behulp der Romeinse macht (Pilatus) ter dood veroordeeld en op vrijdag vóór het paasfeest wsch. 7 april 30 of 33 gekruisigd op de Kalvarieberg bij Jeruzalem, verrees de derde dag na zijn dood en klom 40 dagen later (Hemelvaartsdag) ten hemel op.