Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

Isaak

betekenis & definitie

I = Izaäk.

II. (iza'ak) (Heinrich) Vlaams musicus, ° omstr. 1450, was werkzaam te Florence en te Rome, 1497 hofkomponist van keizer Maximiliaan te Wenen, 1512 gezant te Florence, waar hij 1517 ✝; komponeerde missen, Chorale Constantinum, een verzameling motetten, en vele liederen o. a. Innsbruck, ich muss dich lassen.

< >