(gәwichtәch) bn. en bw. (-er, -st)
1. van belang, betekenis: een ambt; een -e dag; -e gebeurtenissen; -e diensten, redenen; een punt; een -e stap. Syn. aangelegen.
2. van aanzien: een persoon.
3. Iron. blijk gevend bewust te zijn van zijn eigenwaarde: van persoon, van voorkomen; een gezicht zetten; doen.