[klnb. wsch. onder invloed van vort, vooruit]
I. tw. om te kennen te geven:
1. dat iets snel vooruitgaat, weggaat: en -, de mus was weg; al de vreugd was... -!
2. dat iets vergeefs, ijdel is: -, dat is maar schijn; het is -, het geeft niets.
II. m. en v. vooruitstuwende kracht nl.
1. werk-, geestkracht, doorzettingsvermogen, energie: gebrek aan -; de is er uit.
2. lichaamskracht: heb je geen meer in je lijf?