Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

Dijck

betekenis & definitie

(dijk)

1. (Antoon van) Vlaams schilder en etser, ° 22 maart 1599 te Antwerpen, leerling van Rubens, schilderde reeds op dertienjarige leeftijd apostelkoppen en portretten ; ging naar Italië, waar hij zijn kunst door het bestuderen o. a. van Titiaan’s werk vervolmaakte; 1632 hofschilder van Karel I te Londen, waar hij 9 dec. 1641 ✝. Van Dijck is, vooral als portretschilder, een der grootste meesters aller tijden; hij schilderde 1500 stukken. Zijn portretten onderscheiden zich door diepte van zielsuitdrukking, aantrekkelijke kompositie, schoonheid van kleur en aristokratische distinktie. Onder zijn portretten noemen wij P. Breughel de Jonge, →: Hals, Karel I en Willem II van Oranje en zijn bruid, →: Wallenstein enz.
2. (Ernest Van) Vlaams zanger. ° 2 april 1861 te Antwerpen, ✝ 31 aug. 1923 te Berlaar ; beroemd door zijn Parsival-vertolking te Bayreuth (1886), een der grote Wagner-zangers.
3. (Albert Van) Vlaams schilder, ° 25 mei 1902 te Turnhout; schildert met voorliefde kinderen.

< >