(bruit) v. (-en; -je)
1. ondertrouwd meisje: pronken, prijken als een -. Gez. der zee, Venetië; des Heren, geestelijke -, kloosterzuster; - en bruidegom aflezen, hun aanstaand huwelijk in de kerk bekendmaken; eeuwige -, meisje dat wel ondertrouwd, maar nooit getrouwd is.
2. Uitbr. vrouw die een gouden, koperen of zilveren bruiloft viert: gouden, koperen, zilveren -, bij een gouden enz. bruiloft.