(bə'trappən) (betrapte, heeft betrapt)
1. trappen op : het hooi -.
2. iemand bemerken of in zijn macht krijgen terwijl hij iets ongeoorloofds doet: een dief -. →: daad. Syn. vangen, vatten, verrassen.
3. iemand overtuigen van wat hij bedreven heeft : iemand op een leugen -; zich op iets -, een onwillekerige aandoening of handeling opeens bij zich waarnemen.