(amerika'nismə) o. (-n)
1. Algm. eigenaardig kenmerk van al wat Amerikaans is.
2, Inz. a. eigenaardige Amerikaanse uitdrukking, b. door paus Leo XIII verworpen vrijere richting in het Amerikaanse katolicisme, inz. in de XIXde eeuw, dat een nauwere aansluiting aan de moderne kultuur en de Amerikaanse aard nastreefde.