(akoes'tik) v. [Fr. < Gr. akoeëin, horen].
1. Eig. geluidsvoortplanting: een zaal met een goede -.
2. Metn. geluidsleer, akoestisch (a'koestis) bn. en bw.
Gepubliceerd op 24-06-2020
betekenis & definitie
(akoes'tik) v. [Fr. < Gr. akoeëin, horen].
1. Eig. geluidsvoortplanting: een zaal met een goede -.
2. Metn. geluidsleer, akoestisch (a'koestis) bn. en bw.
Wekelijks trending en actuele woorden ontvangen in je mailbox? Schrijf je net als 1.651 anderen in!
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.