Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 24-06-2020

Afrika

betekenis & definitie

('a:frika) o. [land der Afri d. i. mensen] werelddeel ten zuiden van Europa gelegen : – wordt ook het zwarte werelddeel geheten. Afrika heeft 1 stad met meer dan 1 milj. inw. : Kaïro ; 3 steden met 500.000 tot 1 milj. inw. : Alexandrië, Casablanca, Algiers ; 21 steden met 100–500.000 inw.

I. AARDRIJKSKUNDIG
1. Oppervlakte.
30.340.000 km2 (3 × Europa).
2. Bodemgesteldheid.

Meestal hoogland dat in het binnenland bekkens vertoont waar de rivieren doorheen stromen en dat terrasvormig naar de zeekusten afdaalt. Hoogste gebergte : Kilimandsjaro, 6010 m.

3. Klimaat.

Zeer hoge temperatuur vooral in de Sahara, waar Massaoea een van de warmste plaatsen ter wereld is (+35°); de tropische moerassige zeekusten zijn zeer ongezond. Alleen de noord- en de zuidkust hebben een meer gematigd klimaat. De regen neemt aan beide kanten van de evenaar geleidelijk af.

4. Plantenrijk.

Onder de evenaar : oerwouden met palmen ; daarna, aan beide kanten van de evenaar, achtereenvolgens : savannen en steppen (met de apebroodboom), woestijnen (met dadelpalmen in de oazen). De noord- en zuidkusten zijn het meest bebouwd.

5. Dierenrijk.

In de oerwouden : apen en olifanten ; in de savannen en steppen : vele herten- en antilopensoorten ; giraf en zebra in Oost-Afrika, nijlpaard in de Nijl ; in Noord-Afrika de kameel (ingevoerd) en in Zuid-Afrika de struisvogel.

6. Bevolking.
198 millioen inw., 7 per km2. →: STAT. aarde. Hoofdbevolking : negers, Hamieten (Berbers en Egyptenaren) en Semieten (Moren en Joden) in het Noorden ; Indo-Europeanen (Boeren) in het Zuiden ; Maleiers op Madagaskar ; Hottentotten en ook Bosjesmannen, overblijfselen van vroegere rassen, in Zuidwest-Afrika.
7. Middelen van bestaan.

Jacht en visserij ; landbouw en veeteelt ; huisnijverheid ; mijnbouw in Zuid-Afrika en Belgisch-Kongo. Uitvoer : palmolie en -pitten, aardnoten, diamant, koper. Invoer : textielwaren, metaalwaren.

8. Godsdiensten.

Heidendom ; daarnaast de Islam in Noord- en Oost-Afrika ; kristendom bij de Kopten en in de Europese koloniën.

9. Staten.

Onafhankelijke staten alleen : Egypte, Ethiopië. De overige landen zijn Europese kolonies of overzeese bezittingen.

II. GESCHIEDKUNDIG

1. In de Oudheid en de Middeleeuwen stonden alleen de noordrand van Afrika en het Nijldal met de buitenwereld in gemeenschap.
2. Nieuwe Tijd.

In de XVe eeuw ontdekten de Portugezen (B. DIAZ) de Kaap de Goede Hoop ; in 1498 zeilde VASCO DA GAMA die kaap om en opende aldus een nieuwe weg op Indië.

3. Nieuwste Tijd.

Eerst op het einde der XVIIIde eeuw begon het wetenschappelijk onderzoek van het binnenland, waartoe de in 1788 te Londen opgerichte African Association (sinds 1830 Royal Geographical Society) de stoot gaf. Met de stichting der Afrikanische Gesellschaft in Duitsland (1873) en van L’Association Internationale Africaine te Brussel (1876), nam de verdeling van Afrika door de Europese staten een aanvang. Onder de beroemde Afrikareizigers van het einde der XVIIIde en in de XIXde eeuw trokken LIVINGSTONE, CAMERON, STANLEY, SERPA PINTO, WISSMAN, CAPELLO en IVENS dwars door Midden- of Zuid-Afrika van de ene oceaan naar de andere, terwijl BAKER, BURTON, SPEKE, EMIN PASJA, DE BRAZZA, MARCHAND vooral Centraal-Afrika, MUNGO PARK, CLAPPERTON, CAILLÉ, BARTH, ROHLFS en NACHTIGAL Noord-Afrika in verschillende richtingen doorkruisten. Bekende ontdekkingsreizigers in de XXste eeuw waren o. a. DOMINIK, ADOLF FRIEDRICH VON MECKLENBURG, CHEVALIER, FROBENIUS, JAEGER. Na de Eerste Wereldoorlog gaf de Volkenbond de voormalige Duitse koloniën als mandaatgebieden ten bestuur aan bepaalde staten.

Zo ontving Groot-Brittannië een gedeelte van Togo en van Kameroen, alsmede het Tanganika Territorium. Frankrijk een gedeelte van Togo en van Kameroen. België kreeg Roeanda-Oeroendi, en de Zuidafrikaanse Unie Zuidwest-Afrika. Tijdens de Tweede →: Wereldoorlog (1939–1945) werd hevig gestreden in Noord-Afrika tussen de Italianen en de Duitsers enerzijds, en de Gealieerden anderzijds, vooral om het bezit van Libië. In 1942 landden de Amerikanen in Algerië en begonnen van daaruit de bevrijding van Zuid-Europa. In 1944 werd Ethiopië door de Engelsen van de Italiaanse bezetting bevrijd.

Na die oorlog uitte zich ook in Afrika het nationale gevoel en het streven naar onafhankelijkheid. Twee grote stukken van het Franse Koloniale Rijk nl. Noordwest-Afrika en Madagaskar willen zelfstandig worden. Uit Egypte, behalve uit de Kanaal Zone, trokken zich 1947 de Engelse troepen terug. Anglo-Egyptisch-Soedan wil noch van de Engelsen, noch van de Egyptenaren en streeft eveneens naar onafhankelijkheid. De Arabische Liga vordert de vroeger Italiaanse kolonie Libië voor zich op, om aldus een Arabisch Wereldrijk te kunnen stichten dat zich van de Indische tot de Atlantische Oceaan uitstrekt. Ondertussen trachten de Engelsen hun Afrikaanse bezittingen, vooral Centraal-Afrika tot ekonomische ontwikkeling te brengen (o. a. door de teelt van aardnoten in Kenia), en vestigen er hun defensieapparaat o. m. door het aanleggen van basissen voor hun luchtvloot.