Epigenetisch verwijst naar oeroude gewoontes en routines die generaties lang worden doorgegeven zonder dat het genoom aantoonbaar verandert. Een voorbeeld hiervan is geruststellend glimlachen. Epigenetisch gedrag is wat mensen overal ter wereld al generaties lang doen of laten en wat bovenop (epi) ieders genenpatroon ligt. Voorbeelden zijn bepaalde grappen niet waarderen, zich lichamelijk boven anderen positioneren, of bij voorkeur uitkijken over een open vlakte.
Afbeeldingen van kalenders worden na gebruik soms bewaard en jarenlang opgehangen in huizen, caravans, strohutten of iglo's. Van alle mogelijke kalenderillustraties zijn landschappen het populairst. Er blijkt een mondiale voorkeur voor plaatjes van uitzichten over velden, heuvels of water. Niet alleen mensen, maar ook dieren vertonen epigenetisch gedrag. De oudste zeemeeuw zit het liefst op de hoogste paal, en de bosuil kijkt vanuit haar nest bij voorkeur uit op een overzichtelijk landschap.
Naast visuele voorkeuren zijn er ook epigenetische voorkeuren voor smaak en waardering. Zo bestaat er universeel zoiets als helende humor en de ‘bad joke’. Een epigenetisch gebaar is bijvoorbeeld het wijzen met wijsvinger, hand, hoofd of ogen, wat praktisch alle pasgeborenen doen. Of epigenetisch gedrag ook betrekking heeft op ritme en oermuziek is onzeker. Of er algemene epigenetische intuïties bestaan, blijft de vraag. Mogelijk komt de Gulden Regel er het dichtstbij.
Het begrip epigenetisch is ambigu en controversieel in wetenschappelijke kringen. Epigenetisch in ‘smalle’ zin richt zich op biochemisch onderzoek naar de overerving van toxische omgevingsfactoren via modificaties van chromosomen, mitochondriën en ander genetisch materiaal. Epigenetisch in ‘brede’ zin veronderstelt poreuze overgangen tussen Nature en Nurture. Breed opgevat wil het de invloed van sociaal-culturele factoren op overerving openhouden. Een brede definitie van epigenetisch nodigt uit stil te staan bij wat mensen macro-evolutionair bindt.