Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

SYLVIUS, CORNELIUS

betekenis & definitie

Naa ’t scheiden van het Dordrechtsche Sijnode, vondt men, onder andere schikkingen, ook geraaden, het Leidensche Hoogeschool te reformeeren, dat wil zeggen, het oog te laaten gaan op allen, die van Remonstranterije of Remonstrantsgezindheid verdagt gehouden wierden. Aan verscheiden Hoogleeraaren, hoewel hun onderwijs met de Godgeleerdheid niets gemeen hadt, kostte dit hun beroep, en zommigen derzelven hun middel van bestaan.

Onder deeze bevondt zich CORNELIUS SYLVIUS, Hoogleeraar in de Regten. Het Staatsbesluit, raakende zijne afzetting, wierdt hem door den Heer GILLES DE GLARGES, Pensionaris der Stad Haarlem, aangekondigd. Doch, voor zo veel, in dit besluit, geene redenen van het over hem gevelde Vonnis vermeld wierden, en hij zelve zich geener misdaad bewust was, konde de Hoogleeraar SYLVIUS van zijn gemoed niet verkrijgen, daar in stilzwijgende te berusten, en alzo aan de waereld een schijn van zelfbeschuldiginge te vertoonen. Hierom wierdt hij te raade, aan de Staaten van Holland, of wel aan derzelver Gecommitteerde Raaden, eenen Brief te laaten afgaan, van een zeer merkwaardigen inhoud; behelzende een verzoek, om de redenen zijner afzettinge te mogen weeten, en zich te verantwoorden. Met de plaatzing des Briefs, oordeelen wij, zommigen onzer Leezeren geenen ondienst te zullen doen. Van woord tot woord luidt dezelve aldus:

„Mijn Heeren.

D’oude Rechtsgeleerden hebben niet sonder reden en goedt fondament het verlies van ‘s menschen goeden naem en faem vergeleken bij ’t verlies van sijn natuurlijk leven, ten einde een iegelijk daer door sou vermaent sijn, daer sulke sorge voor te draegen als voor sijn leven, door soodaenige verscheiden middelen, als sijn de handelingen, bedieningen, en bedrijven, waer door deselve eenighsins wordt verkregen. Dese reden heeft mij van gelijken bewoogen gehadt, omme door het daegelijks onderwijsen in uw Ed. Mog. Universiteit, mitsgaders door deselve te illustreren, soo veel in mij was, alle mogelijke vlijt en naerstigheit aen te wenden: opdat ik daer door eenige reputatie mogt verkrijgen, en ’t geen alreedts in eeniger voegen mogt sijn verkregen, te bewaeren. Dese selve reden, mijn Heeren, heeft mij ook bewoogen (als mij eergisteren, door den Heer Pensionaris van Haerlem, uw Ed. Mog. resolutie over de Professie, tot noch toe bij mij bedient, wierdt aengeseit) mij daer over eenigsints t’ontstellen, en te versoeken, de reden van die resolutie te mogen weten, en dat ik daer tegens mogt gehoort, en tot mijne verantwoording toegelaeten worden; achtende, (gelijk mede bij de ouden overlang is geseit) dat indien beschuldigen genoeg is, niemant onschuldig is, dan die niet beschuldigt wordt; mij ook verlaetende op alle de rechten, soo natuurlijke, burgerlijke en goddelijke, die niet seggen, maer roepen, dat elk tot sijn verantwoording, het sij ter saeke van sijne eere, of leven, behoort toegelaeten te worden.

’T welk bij onse voorouders hier te lande in sulke achting is gehouden, datse op de rolle des Hofs van Hollandt, recht over de plaetse daer de Raedtsheeren ter audiëntie sitten, dese woorden deeden stellen, AUDI ET ALTERAM PARTEM (Hoor en wederhoor). Dan daer op aanhoudende, is mij ter antwoordt gegeven, dat sulks niet kon geschieden sonder last; dat uw Ed. Mog. dit uit hun eigen recht konden doen; dat ’er insichten konden sijn, daer men niet gewoon was reden van te geven. Waer op ik mij selve heb ondertast, en overdacht dat hetgeen, ’t welk tot mijnen laste mogt sijn, noodtsaekelijk moest ontstaen uit de bediening der Professie; of uit mijn leven; of uit mijnen burgerlijken ommegang, bij en onder verscheide burgers, en Leden van d’Universiteit, en andere luiden.

Doch ik heb in geen van allen iet gevonden, dat mij eenigsins soodaenig een resolutie dacht waerdig te sijn: Want soo veel de bediering van mijn Professie belangt, die is soodaenig (om weinig woorden te maeken) dat ik mij niet ontsie uw Ed. Mog. selve, en d’informatien des aengaende genoomen, tot mijnes voordeels te gebruiken. Aengaende mijn leven wordt niets ingebragt. Mijn ommegang houde en weete ik soodaenig te sijn, datse nooit heeft gestrekt tot naedeel van iemant, veel min van ’t gemeene best, ofte der tegenwoordige Regeeringe. Soo dat ik niet twijffele, of, soo mij opening van de betichting wierde gedaen, dat ik deselve soo klaerlijk sou wederleggen, als de son schijnt aen den hemel. Werdt ’er iet sulks tot mijnen laste ingebragt, ’t sijn overdraegers, die mij daar mede bekladden, en ongetwijffelt mijne vijanden, die tegens mij geen geloof verdienen. Over sulks heb ik goede reden gehadt om opening van deselve, om gehoor, en verlof om mij te verdeedigen, te versoeken.”

De Heer SYLVIUS, dus om enkele genegenheid voor de Remonstranten, van zijn ampt verlaaten, nam zedert zijn verblijf in ‘s Gravenhage, zijnen Latijnschen in den Nederduitschen naam BOSCH veranderd hebbende. In de gemelde Hofplaats liet hij zich nu als Advokaat gebruiken. Zo veel lofs behaalde hij in de waarneeming van deezen post, dat hij, eerlang, voor een der voortreffelijkste Regtsgeleerden van gantsch Holland erkend wierdt, en, door veelvuldige te werkstellng tot het behandelen van regtszaaken, de geleedene schade tiendubbeld vergoed vondt. Geene andere openbaare stoornis onderging hij zedert, dan in den Jaare 1623, ter gelegenheid des ontdekten aanslags op het leeven van Prinse MAURITS. Onder anderen, op welke het vermoeden van medepligtigheid viel, wierdt ook den Heere SYLVIUS of BOSCH huisverzekering aangezeid. Doch de opheffing volgde op het klaarblijkelijk betoog zijner onschuld: waar naa hij in vrede zijne dagen eindigde.

Zie G. BRANDT, Hist. der Reformatie.

< >