Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 24-11-2022

HARAEUS, FRANCISCUS

betekenis & definitie

FRANCiscus Haraeus, gebooren te Utrecht, was een der beroemdste Geleerden in de zestiende en zeventiende Eeuwe. Volgens ’t gebruik dier tijden, bezogt hij, in zijne jeugd, verscheiden vreemde landen, om het gebrek van Boeken, welke toen minder algemeen waren, te vergoeden, door het bijwoonen van de openbaare lessen van mannen van beroemde kunde en geleerdheid.

Behalven zijne reize na Duitschland en Italië, verzelde hij den Pauslijken Afgezant POSSEVINUS TOT HEel in Muskovie. Naa zijne wederkomst van al dit reizen en trekken, in ’t welk hij, evenwel, eenen schat van kundigheden hadt verzameld, wierdt hij Kanunnik van het Kapittel van ST. PIETER, TE 's Hertogenbosch. Om de eene of andere reden, ons onbekend, van dien post verlaaten zijnde, leidde hij, geruimen tijd, een amptloos leeven, in zijne geboortestad, zich eeniglijk der Letteroeffeningen toewijdende; tot dat hij met eene Kannunikdije van het Kapittel van ST. JAKOB, TE Leuven, wierdt begiftigd. Hier sleet hij het overschot zijner dagen, en overleedt ’er, in hoogen ouderdom, in den Jaare 1632. Eene menigte Werken zijn door hem geschreeven, onder andere, Kort Begrip van de Leevens der heiligen; Jaarboeken zints de Scheppinge tot op den Dood van Christus; Gulden Keten der vier Evangeliën, onder den naam van THOMAS AQUINAS; DE Bijbel opgehelderd door Uitleggingen der Oudvaderen; nevens nog eenige andere Godgeleerde Schriften. Doch het voornaamste zijner Werken, en waar aan hij den meesten vlijt heeft te koste geleid, zijn de Jaarboeken der Hertogen van Brabant, en de Nederlandsche Beroepen, meestal zamengesteld uit de eigen woorden der Schijveren, welke hem tot Gidzen dienden.

< >