insgelijks een oeffenaar van de edele Schilderkunst, doch op een gantsch andere wijze dan de zo even gemelde (JOOST VAN GRAASBEEK). Op den 21 September van ’t Jaar 1628 werd hij te Amsteldam gebooren.
Na dat zijne moeder hem in zijne eerste kindsheid had opgevoed, nam hem zijn oom, die een fraai Beesteschilder was, en in de wandeling Meester HANS genaamd werd, in zijn huis. Deeze, een grooten geest en natuurlijke zugt tot de kunst in hem bespeurende, werd te raade, zijner neiginge bot te vieren. De zugt des Jongelings tot de Tekenkunst ging alle maat te boven. Naderhand aan ’t schideren geraakt, liet hij niet na, ijverig naar ’t leven te teekenen.
Des zomers, zo ras de Poort open ging, begaf hij zig naar buiten, om in ’t Land paarden, ossen, koeien, schapen en geiten naar ’t leven te teekenen; hier mede hield hij aan tot 7 of 8 uuren, wanneer hij met dien zelven ijver aan ‘t schilderen ging. Tot zijn ongeluk maakten de vrouw en dogter van Meester HANS meer werks van spreeken over Godgeleerde geschiften, dan van het huishouden; en om dat zijn oom, die op krukken liep, weinig voort konde, moest BARENT veeltijds voor keukenmeid speelen. Na dus een Jaar zes of zeven bij zijnen oom gewoond te hebben, keerde hij tot zijne moeder te rug, om zijne konstoeffening onvermoeid voort te zetten. Eerlang bragt hij het zo verre, dat zijne beestjes voor kunststukken van P.
VAN LAAR werden aangezien; zelfs werd een van dezelve voor dat van BAMBOOTS, in openbaare veiling, verkogt, schoon de kooper nader bevond, dat ’er B. GRAATfecit onder geschreeven stond. Met deeze vorderingen nog niet vergenoegd, beproefde hij zijne kragten op andere stukken, en ging over tot het zwaarste in de konst, namelijk het schilderen van Historien, Terwijl hij daar mede bezig was, beving hem de reislust; weshalven hij zijne Schilderijen, Teekeningen en al wat hem niet dienen kon, verkogt, met voorneemen om een reize te doen naar Rome. Doch hier in werd hij verhinderd, eerst door den raad zijner vrienden, en vervolgens door zijn huwelijk met MARIA BOOM, weduwe van JAN VAN BELLEN. Hier door werd hij meer bekend dan voorheen , en kreeg handen vol werk, vooral van ’t schilderen van Pourtraitten, Dus vervaardigde hij de vier Regenten van ’t Ouden-Mannenhuis, in één stuk; de zes Overlieden van ’t Leertouwers Gilde; solder en schoorsteenstukken, en grauwen en nissen in portaalen. Nog heden zijn veele van zijne stukken in wezen. Vijftien agtereen volgende Jaaren, hield hij, tweemaal ter week, in zijn huis, een Kweekschool, op de wijze der Koninglijke Academie, niet alleen om anderen te onderwijzen, inaar ook om zig zelven te oeffenen.
De voornaamste Konstschilders lieten zig daar bij vinden, om naar het leven, zo wel vrouwen als mannen, te tekenen. Zijn ijver diende voor anderen tot een spoorslag.
Hij had een ligtvaardige en vaste wiize van tekenen, zo met rood als met zwart krijt. Aan alles wist hij, zonder veel moeite, de waare natuur en leven te geven. Weinig leerlingen heeft hij tot de konst opgekweekt, alzo hij afkeerig was van de moeite, daar aan vast. Zekere JOH.
HENDRIK ROOS, van Frankfort, is evenwel, door zijn onderwijs, een bekwaam meester geworden. Met vermaak oeffende hij de konst, tot het laatst zijns levens, en stierf in hoogen ouderdom. Zijn afbeeldzel gaat in prent uit,
HOUBAKEN, II, Deel, bl. 2000, enz.