Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 14-06-2022

Frederik de v, keizer (de iii)

betekenis & definitie

of DE III, gelijk hem anderen noemen, welke FREDERIK DEN SCHOONEN van Oostenrijk, en Hertog FREDERIK van Brunswijk uit het getal der Keizeren uitsluiten, was de zoon van Hertog ERNEST DEN IJZEREN van Oostenrijk, door hem bij ZIMBURGIS, dogter van Hertog ZIEMOVITUS van Masovie verwekt, en werd in den Jaare 1415 gebooren. Twintig Jaaren oud zijnde, trok hij naar het H.

Land, en in zijn vijfentwintigste werd hij te Frankfort eenparig tot Keizer verkooren, en in zijn zevenentwintigste te Aken gekroond. Den togt naar Rome deed hij eerst in den Jaare 1452, dewijl ’er toen twee Pauzen waren, namenlijk EUGENIUS DE IV en FELIX DE V, die het wegens den doel niet eens konden worden, tot dat eindelijk NICOLAUS DE V alleen tot Paus werd verkooren, van welken zig eindelijk FREDERIK eerst te Rome in den Jaare 1452, den 14 Maart, met de Lombardische, en drie dagen daar na met de Keizerlijke kroon liet kroonen. Dewijl hij van nature genegen was tot een stil leven, liet hij dikwils dingen tot zijn nadeel lopen, die hem daar na hinderlijk konden zijn; want in den Jaare 1445 lieten hem de Boheemers door een gezantschap verzoeken, dat hij of hunne kroon, of ten minste de voogdijschap over den onmondigen LADISLAUS wilde aanneemen; maar hij wilde geen van beiden doen, en gaf daar door gelegenheid, dat de Boheemers GEORG PODIEBRAD Voogd en Stadhouder van hunnen Koning maakten, die den Keizer naderstand, om dat hij hem den jongen LADISLAUS weigerde overtegeeven, beoorloogde. Dus deden ook de Hungaren, en dwongen hem, dat hij LADISLAUS, nu twaalf Jaaren oud zijnde, moest loslaaten.

Hij voegde hem ondertusschen drie Stadhouders en Voogden, HUNNIADES in Hungarie, PODIEBRAD in Boheemen, en ULRICH Oostenrijk, toe; doch de vroege dood van denmeergemeldeu LADISLAUS, die in het Jaar 1458 voorviel, scheurde Hungarie en Boheemen van Oostenrijk af, en bragt het eene aan HUNNIADES; en het andere aan PODIEBRAD. MATTHIAS, zoon van gemelden HUNNIADES, beoorloogde in den Jaare 1477 den Keizer; en Oostenrijk moest, na dat ’er de vijand reeds groote brandfstichtingen had aangerecht, hem met 100,000 guldens afkoopen. Maar als dit geld niet op den bestemden tijd werd betaald, en de Keizer daarenboven den gevluchten Aartsbisschop van Gran, in weerwil van den Koning MATTHIIAS, in zijne bescherming nam, begon de Oorlog in den Jaare 1480 op nieuws, wanneer gantsch Oostenrijk verlooren ging; de schade zou nog grooter geweest zijn, bijaldien niet Hertog ALBERT van Saxen op eigen kosten een Leger had op de been gebragt, den vijand daar mede te keer was gegaan, en hem eindelijk in den Jaare 1487 tot een stilstand van wapenen had gedwongen. Na den dood van Koning MATTHIAS, in den Jaare 1490 voorgevallen, werd Oostenrijk volkoomen van de Hungaren verlost. Behalven deezen Hungarischen Oorlog, is die gevoert werd in de Nederlanden, de merkwaardigste, onder zijne Regeeringe voorgevallen, en door den hoogmoed van Koning KAREL van Burgundie veroorzaakt: want deeze, niet alleen Hertog van Burgundie, maar ook, door ’t kopen van het Hertogdom Gelder, nu bezitter van gantsch Nederland geworden zijnde, wilde met geweld Koning zijn, en bood den Keizer aan, bijaldien hij hem hier in wilde genoegen geven, dat hij niet alleen de van Frankrijk afgescheurde Landen zou wederom aan Duitschland brengen , maar ook zijne erfdogter MARIA aan ’s Keizers zoone MAXIMILIAAN ten huwelijk geven. Doch naardien des Hertogs verzoek werd afgeslaagen, vatte dezelve een grooten staat tegen den Keizer op, en zogt naar gelegenheid om hem denzelven nadrukkelijk te doen gevoelen. Wanneer vervolgens de Keizer den Landgraave HERMAN van Hessen, welken de Domheeren van Keulen tegen hunnen Aartsbisschop ROBBERT, uit het Baltische Huis hadden verkooren, in zijne bescherming nam, koos Hertog KAREL DE de zijde van den afgezetten Aartsbisschop, en belegerde den Landgraaf binnen Neus, maar kon die plaats, wegens het aannaderende Keizerlijk Leger, niet veroveren, maarmoest wegens den inval der eedgenooten in zijne Landen, vrede maken, en het voormaals beloofde huwelijk tusschen den Keizerlijken Prins en zijne dogter van nieuws bekrachtigen.

En alzo dit huwelijk na den dood van Hertog KAREL voltrokken werd, kwam het Huis van Oostenrijk tot deeze aanzienlijke erffenisse, die echter dit Aartshertoglijke Huis, wegens veele binnen- en buitenlandache onlusten en oorlogen, veele moeilijkheid heeft veroorzaakt: ja de Keizerlijke Prins MAXIMILIAAN, die twee Jaaren te vooren tot Roomsch Koning was gekroond, werd te Brugge den 5 Februarij des jaars 1488 zelfs gevangen gezet. Keizer FREDERIK bragt derhalven tot zijne loslaating een Leger op de been; maar de oproerigen wachtten het zelve niet af, maar lieten den Prins op zekere voorwaarden los. Gelijk nu Keizer FREDERIK veele buitenlamdsche vijanden had, dus verwekten hem ook de binnenlandsche onlusten des Rijks veel moeilijkheid. Het grootste onheil veroorzaakte de twist tusschen den Aartsbisschop DIETHER van Ments, dien de Paus had afgezet, en tusschen Graave ADOLPH van Nassau, welken de Paus in deszelfs plaats tot de Aartsbisschoppelijke waardigheid zocht te verheffen.

De Keizer nam, op aanraden der Pausselijke Gezanten, de partij van den laatsten aan, niettegenstaande de eerste het gezag des Duitschen Rijks met grooten ijver tegen den Paus verdedigde. In Beijeren ontstond en ook eenige vijandlijkheden, wanneer Hertog ALBRECHTvan Beijeren de vrije Rijksstad Regensburg buiten ‘s Keizers weten zogt te koopen; welke onderneeming hem echter dezelve, met bedreiging van den ban, belette.

De moeilijkheden, welke in Holstein na den dood van Graave ADOLPH van Holstein tusschen Koning CHRISTIAAN DEN I van Denemarken en den Graave van SCHAUMBERG wegens het Graafschap Holstein ontstond en, besliste Keizer FREDERIK eindelijk zodanig in den Jaare 1469, dat de gemelde Koning in het bezit van ’t gezegde Graafschap zou gesteld worden, maar daarentegen den Graave van SCHAUMBERG 43000 goudguldens voor zijn recht uitkeeren. Het scheen ook, dat Koning KAREL DE VIII van Frankrijk een oorlog in den zin had, dewijl hij de Prinsse sse van Bretagne, welke aan Koning MAXIMILIAAN verlooft was, ten huwelijk nam: doch de inval der Turken maakte, dat ’er eene vrede te Senlis in den Jaare 1493 getroffen werd. Voor het overige zijn de bekende Concordata tusschen hem en Paus NICOLAUS DEN V in den Jaare 1447, over het vervullen der openstaande Geestelijke ampten, opgerecht. Ook begon onder hem het Zwabische verbond in den Jaare 1488, dienende tot onderhouding van den binnenlandschen vrede.

Gelijk hij een groot liefhebber van kunsten en weetenschappen was, inzonderheid van de natuur- en wiskunde, dus wilde het geluk, dat onder zijne Regeering de Boekdrukkerij werd uitgevonden. Hij stierf te Lints. in den Jaare 1493 , bij zijne Gemalin ELEONORA, dogter van EDUARD, Koning van Portugal, met welke hij in den Jaare 1452 trouwde, MAXIMILIAAN DE I tot navolger in het Rijk nalatende.

Zijne zinspreuk was: A. E. I. O.

U. Diarium vitae Friderici IIl ap Petr. Lambecuin in Diario sacro itineris Cellens, Aeneae Sijlvii hist. rer. Friderici III. Parcormitae oratio in coronatione Friderici III.

Narratio de Friderici Imp. in Italiam profectione votiva. Fuggers Ehrenspiegel. enz,

< >