Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 14-06-2022

Frederik de ii, keizer

betekenis & definitie

neef van Keizer FREDERIK DEN I, en zoon van Keizer HENDRIK DEN IV, en van CONSTANTIA, dogter van ROGERIUS, Koning van Sicilië, wierd gebooren, zo als zommigen willen, in den Jaare 1190, of volgens anderen, in hetjaar 1193, of 1194 of 1195, of ook 1196, door dien de Schrijvers van dien tijd daar omtrent zeer verschillen. Als zijn vader in den Jaare 1197 stierf , nam zijne moeder de voogdijschap aan, en bleef met hem in Napels en Sicilië, als haar erffelijk Rijk zijnde.

Zijn vader had hem wel bij zijn leven door de standen tot zijnen opvolger laten verklaaren, en bij is ook na deszelfs dood, en met hulp van deszelfs broeder PHILIPS van Zwaben, in het Jaar, 1198 van zommige standen tot Keizer verkooren; doch deeze verkiezing was wegens de onlusten van dien tijd zonder vrucht, (Zie PHILIPS van Zwaben, Keizer.) Maar na dat OTTO DEN IV in den Jaare 1210, met Paus INNOCENTIUS DEN III, niet alleen in onmin geraakte, maar ook Napels en Sicilië als een Rijksleen zocht aan zig te trekken , zo als hij werkelijk Napels innam, bragt het de Paus zo verre, dat FREDERIK in den Jaare 1212 van den Aartsbisschop van Ments, nevens eenige andere standen, tegen OTTO tot Keizer verkooren wierd, en dat vervolgens de meeste standen zijne zijde kozen, wanneer hij daarentegen den Paus de onder de vorige twee Tegenkeizeren aan zig getrokkene Steden in Italië liet behouden, (Zie meer omstandigheden daar van op OTTO DEN IV, Keizer.) Na den dood van OTTO DEN IV, in den Jaare 1218 voorgevallen, werden hem door OTTO’s broeder, den Paltsgraave HENDRIK, de Rijkstekenen overgelevert, en hij van alle standen zonder tegenspraak als Keizer aangenomen; waar op hij in den Jaare 1220 een togt naar Rome deed, en aldaar van Paus HONORIUS DEN III gekroond werd. Dewijl hij ondertusschen den Paus wegens zijne Erstanden Napels en Sicilië niet veel betrouwde, bleef hij altoos in Italië, en deed in den Jaare 1220 zijnen zoon HENDRIK DEN VII van de standen tot Keizer verkiezen, en in het Jaar 1221 kroonen, wien hij, als noch een kind zijnde, eerst den Aartsbisschop van Keulen ENGELBERTUS, en na deszelfs dood den Hertog van Beijeren LODEWYK als voogd en tevens als Rijksvikaris toevoegde. Naauwiijks was FREDERIK gekroond, of de beide Graaven van Thuscie, MATTHEUS en THOMAS, verwekten in Napels onlusten, die hij terstond verjoeg, maar welke door den Paus van Rome in bescherming genoomen werden. Dit gaf gelegenheid tot grooter verschillen , welke eindelijk in den Jaare 1224, door bemiddeling des verdreeven Konings van Jeruzalem, JOHANNES VAN BRIENNE, voor zo verre werden bijgelegt, dat FREDERIK met deezes Konings dogter zou trouwen, het recht op Jeruzalem voortzetten, als mede een togt naar het H.

Land
doen, ’t welk de Keizer aannam. Maar door dien hij vreesde, dat de Paus bij zijne afwezendheid in Napels en Sicilië onlusten mogt verwekken, hield hij zijne gelofte niet; maar zijnde een paar dagen op Zee geweest, kwam hij onverrechter zake te rug; weshalven hem GREGORIUS DE IX in den ban deed; doch hij ondernam terstond in het volgende Jaar 1228 wederom dien togt, en maakte zulke voortgangen, dat de Sultan gedwongen werd, Jeruzalem, Nazareth, Joppe, en andere plaatsen, den Christenen interuimen. Niettemin deed de Paus den Keizer ondertusschen, onder voorwendzel van een schadelijken en bespottelijken vrede met den Sultan gemaakt te hebben, ook om dat hij, nog niet volkomen van den ban ontslagen, naar het H. Land was gegaan, hem voor de tweedemaal in den ban, en zond een Leger naar Napels, om hem dat Rijk afteneemen; ook hitste hij des Keizers eigen schoonvader JOHANNES op, om in Sicilië onlusten te verwekken. FREDERIK kwam dan met allen spoed uit het H. Land terug; stilde in korten tijd alle onlusten, verjoeg den Paus zelf uit Rome, en beteugelde de Italianen zodanig, dat eindeiijk, door bemiddeling van zommige Duitsche stlanden, de Paus hem in den Jaafe 1230 van den ban ontsloeg, waartegen de Keizer den Paus wegens gelede schade 120000 oncen gouds betaalde.

De Paus was echter noch niet te vrede, maar hitste des Keizers zoon HENDRIK DEN VII op, dat dezelve in het Jaar 1234 met eenige Duitsche Steden en met de Steden in Lombardie een verbond tegen zijnen vader maakte; maar wanneer de Keizer lil den Jaare 1235 naar Duitschland was gekeerd, zette hij hem af, en zond hem naar Apulie, alwaar hij zijn leven in eene geduurige gevangenisse heeft geëindigt; in zijne plaats deed FREDERiK zijnen tweeden zoon KOENRAAD DEN IV tor Roomsch Koning verkiezen. Endewijl FREDERIK vervolgens de oproerige Steden in Lombardie, die het met zijnen zone hadden gehouden, met geweld tot gehoorzaamheid bragt, en Sardinië den Paus niet wilde wederom geven, deed hem dezelve op nieuw in den Jaare 1239 in den ban; verbond zig tegen hem met de Venetianen, en strooide uit, om hem zwart te maken, dat hij CHRISTUS, MOZES en MAHOMETH voor drie Aartsbedriegers had uitgescholden. De Keizer verdedigde zig tegen deeze beschuldigingen niet alleen schriftelijk bij alle Duitsche stenden en Buitenlandsche Koningen, Kardinaalen en anderen, maar trok ook met een groot Leger naar Italië, en standelde zijne vijanden zo als zij verdienden. De Paus daarentegen verzocht alle Koningen om hulp, en droeg ROBERT, zoon vau Koning LODEWYK van Frankrijk, de Keizerlijke waardigheid op; vermaande ook in den Jaare 1240 de Duitsche Bisschoppen, FREDERIK afrezetten; doch wierd van beide afgewezen.

Hij veinsde derhalven, als of hij vrede wilde maken, en schreef, met bewilliging des Keizers, eene Kerkvergadering uit te Rome; maar FREDERIK, verwittigd zijnde, dat het op hem gemunt was, bezette zo wel ter Zee, als te Lande, alle toegangendat geen Bisschop kon naar Rome komen; weshalven INNOCENTIUS DE IV in her Jaar 1244 naar Frankrijk week, en een Concilie te Lion beriep , werwaarts hij FREDERIK dagvaardde, en te gelijk op nieuw in den ban deed. Hij trok ook de Duitsche Geeslelijke Vorsten van hem af, zo dat zij in den Jaare 1245 HENDRIK, Landgraave van Thuringen , bijgenoemd RASPO, tot Keizer opwierpen, die ook FREDERIKS zoon KOENRAAD uit het veld sloeg, doch voor Ulm wierd gewond, en kort daar na in den Jaare 1247 overleed. De Paus bragt vervolgens een nieuwen Tegenkeizer, Graaf WILLEM van Holland, op de baan, en ten slotte wierden FREDERIKS vertrouwdste vrienden hem ontrouw; onder welke voornamelijk zijn Kancelier PETRUS DE VINEIS was , die, niettegenstaande hij den Keizer te voren mondelijk en schriftelijk zeer nadrukkelijk had verdedigt, nochtans eindelijk zijnen Lijfaarts daar toe bragt, dat hij den Keizer met vergif van kant hielp. Hij eindigde dan in den Jaare 1250 te Florenzola, in Apulis, zijn leven; en zommigen zeggen, dat zijn natuurlijke zoon MANFREDUS hem eerst vergif toebragt; en als het zelve niet schielijk genoeg werkte, hem met een kussen smoorde; hoewel anderen daar aan twijffelen, en zijn dood werd naderstand zelfs in twijffel getrokken, waarom veelen zig valschelijk voor hem hebben uitgegeeven.

Voor het overige was FREDERIK een Vorst van ongemeene verdiensten en hem ontbrak noch ijver, noch dapperheid, om de regten des Rijks staande te houden. Hij sprak Latijn, Grieksch, Fransch, Italiaansch, Arabisch en Hoogduitsch met de grootste vaardigheid, en zogt de vrije kunsten met alle maagt te bevorderen; want men heelt hem de oprechting der Hooge Schoole van Weenen en Napels te danken, als mede dat ARISTOTELES, GALENUS, en andere Schrijvers in de Latijnsche taale zijn overgezet. Daarentegen kan men ook zeggen, dat hij genegen was tot onkuischheid. Hij heeft vier Gemalinnen gehad, welker eerste, CONSTANTIA genaamd, dogter van Koning ALPHONSUS DEN II van Arragon, HENDRIK boven gemeld, heeft ter wereld gebragt, en in den Jaare 1222 is gestorven . De tweede was JOLANTA, Erfdogter des Konings van Jeruzalem, die hem KOENRAAD DEN IV baarde, en in den Jaare 1223 overleed; bij de derde, IZABELLE, dogter van Koning JOHANNES van Engeland, had hij HENDRIK, Stadhouder van Sicilië, welke Gemalin in het Jaar 1241 is gestorven . Zijne vierde Gemalin was zeer rijk; doch haar naam is onbekend.

Zommige laatere Schrijvers spreeken nog van twee andere; doch men kan ’er niets zekers van zeggen. Daar benevens had hij verscheide matressen, van welke de vermaardste was BLANKA, marquisinne van Montferrat, die hem MANFREDUS, Vorst van Tarento, ENZIUS, of HENTIUS, of HENDRIK, Koning van Sardinië, en FREDERIK, Vorst van Antiochie, baarde.



Zie de voorgemelde Schrijvers: Conr. Ursperg. Morena de reb. Laud. pag.
448. Otto Blasio & Otto Frising.

Chron. & de reb. Friderici. Godefr. Viterb.

Gunther. Ligur. Robert, de Monte. Helmold.

Chron
. Albertus Stadensis Pagi Crit. in Baron. Tom. IV. Roderic. de gest.

Frid. Burchardi Epist. de excid. Mediol. ap. Freher.

Tom. I. pag.
236. Fort. Olmus Hist, de occult, advent. Venetias Akexandri III.

Naucleri Chronogr. Vol. II. Sabellici Hist.

Venet. lib. VII Dec.
1. Justiniani Hist. Venet. lin. II, pag. 27. Centuriae Magdeb. Cent.

XII. cap.
10, Wagenseil Catalogus Imp. sub. Frid. I. Berneggeri Quaest.

Hist. Pol. Artopaeus & Heumannus Dissertat. de Frid. I.


als mede CISNERUS orat, de vita FRIDERICI Il.Imp.

< >