een Friesch Edelman , door zijne dappere daaden, in Schotland en elders verrigt, zeer vermaard, en en de glorie van zijn Vaderland genaamd. Hij leefde tets tijde van Keizer KAREL DEN GROOTEN. In den veldslag der Friezen tegen de Deenen, bekwam hij dertien wonden, waar aan hij stierf, na een menigte vijanden verslagen te hebben. Zijn dood werd door de Friezen zeer betreurd. Uit zijn Geslacht zijn voortreffelijke helden voortgekoomen, tot aan het Jaar 1096, wanneer de laatste, TJEPKE FORTEMAN genaamd, in eenen togt naar ’t H. Land, overleed.
Zie WINSEMIUS en SCHOTANUS