de eerste van dien naam, en de negentiende der Utrechtsche Bisschoppen. Na den dood van BALDUINUS, vertoonden Graaf DIRK DE ZEVENDE, Graaf van Holland, en OTTO, Graaf van Gelder, ieder van een menigte volks verzeld, zig binnen Utrecht, en veroorzaakten, door hunne kuiperijen, zo veel verwarring, dat een deel der Kanunniken voor den Domproost THEODORUS, of DIRK, broeder van gemelden BALDUINUS, en een ander deel zig voor ARNOLDUS VAN ISEMBURG, Proost van Deventer, stemde; de eerste werd door OTTO, en de tweede door Graaf DIRK ondersteund. Doch Keizer HENDRIK DE VIJFDE, zegt BEKA, die daarin van meest allen gevolgd word, heeft zijnen Neef DIRK, door den ring en herdersstaf, bevestigd.
Op deze wijze, zegt VAN HEUSDEN, is dan het gebruik, daar de Pausen zo sterk tegen waren, nog eenigzins in stand gebleeven, schoon ’er de Keizer geen volstrekt gebruik van maakte, maar alleen ten tijd toe, dat de Paus het verschil der beide partijen, door zijne uitspraak, te Rome, beslissen zoude.
Het schijnt dat INNOCENTIUS DE DERDE, welke, op dien tijd, de Pausslijke waardigheid bekleedde, om den Keizer niets toetegeeven, eerder den tegenstrever van DIRK heeft willen bevestigen; schoon MELIS STOKE duidelijk zegt, dat ARNOLDUS VAN ISEMBURG, vóór de uitwijzing van ’t proces, overleeden is.
Het lijd ook geen tegenspraak, of ARNOLDUS, in het jaar 1198, op den 8sten April, te Rome overleeden, en aldaar begraaven zijnde, DIRK, in zijne plaats, door Pauslijk bevel, werd aangeleid. Dan ook deze bekleedde die waardigheid niet: want op de reize, van Rome naar Utrecht, overleed hij te Pavie, en niet te Padua, zo als andere zeggen. Hij werd opgevolgd door DIRK VAN DER AARE, of DIRK DEN TWEEDEN.