Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 30-01-2024

BRUYNISSE, of BRUINISSE (Dorp)

betekenis & definitie

het Dorp in de gemelde Heerlijkheid, is het groot de en voortreffelijkste van geheel Duiveland, en ligt aan de noord oostzijde van den Polder, een weinig minder dan twee en een half uur van Zierikzee. Het is voorzien van een bekwaame haven, waar in en uit verscheidene veerschuiten vaaren, en ligt meest in de lengte. Van de haven loopt een straat recht op de Kerk.

Bezuiden de Kerk is mede een lange straat, die toegang tot dezelve geeft, zijnde een rechte weg, omtrent honderd vijftig roeden lang, en aan beide zijden met lindeboomen beplant. De stichting van dit Dorp wordt bepaald op het jaar 1468, waarin men zegt dat de eerste aanleg geschied is, door ADOLPH VAN KLEEF, Heer van Ravestein. In het jaar 1682 leed Bruynisse geweldig door het water. Men telt ’er, echter, nog honderd negen huizen, die allen wel onderhouden worden. In het jaar 1747 bevonden ’er zig honderd een-en-zeventig weerbaare mannen, allen boven de agttien en beneden de zestig jaaren: het geheele getal der bewooneren werd toen op zeven honderd gerekend. De Kerk, die in het midden van het Dorp staat, is de best gebouwde van geheel Duiveland; dezelve pronkt met een vierkanten spitsen toren, en is voorzien van twee klokken, en een slaguurwerk met twee uurwijzers. Van binnen pronkt dezelve met de geslachtwapenen der Heeren en Vrouwen van Bruynisse, waar onder uitmunten twee van de laatst overleedene Heeren, WILLEM DE JONGE EN ANTHOKY KOLLENS. Wegens de gelegenheid van deze Kerk, vóór de Hervorming, zie men de Oudheden en Gestichten van Zeeland, II. Deel, p. 241. Thans behoort de Predikant van Bruynisse onder de Klassis van Schouwen. De voornaamste handel der Ingezetenen bestaat in de Meêneering, die aldaar meer dan elders gedreeven wordt, en waardoor ’er bestendig twee Meêstooven aan den gang gehouden worden. De landbouw is te Bruynisse mede aanzienlijk. De mindere ingezetenen geneeren zig met het visschen en verkoopen van Mosselen, Oesters en andere schelpvisch.Ter bestuuringe van het gerecht, is te Bruynisse een Baljuw, zeven Schepenen en een Secretaris, die allen, zo wel als de andere bedienden, door den Heer van Bruynisse worden aangesteld. ’Er zijn twee Heerenhuizen, één Gasthuis, een groote en een kleine Beurs; de eerstgenoemde diende den Spaanschen weleer voor een Redout. Vóór dezelve hangt nog heden een been van een grooten visch, die, naar men meende, een walvisch was, en in de Bruynisse Kreek, door een’ Mosselvanger en zijn zoon, in het jaar 1682, gevangen werd; hebbende de lengte van vijftig voeten en de breedte van een trekschuit. (Een verhaal van dezen vangst vindt men in de Reize naar Groenland en Spitsbergen, van Fredrik Hartens, p.66 — 72.) De kleine Beurs van Bruynisse wordt tot een vischmarkt gebruikt. Een weinig ten zuiden van het Dorp ligt de lustplaats van den eigenaar dezer Heerlijkheid, waarop, in ’t jaar 1721, een aanzienlijk woonhuis gebouwd is.



Zie een omstandiger Beschrijvingt van de Heerlijkheid, Polder en Dorp van Bruynisse, in den
Tegenwoordige Staat van Zeeland, I. Deel, p. 519—531.

< >