Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

BOGERMAN, Johannes (Johanneszoon)

betekenis & definitie

werd geboren te Opleeuwert 1576. Van zijn vader tot het leeraarampt geschikt zijnde, verkreeg hij zijne eerste standplaats te Sneek, in het jaar 1596, en vertrok vandaar naar Enkhuizen, in het jaar 1603, en in het volgende jaar naar Leeuwaarden. Terwijl hij hier den dienst bekleedde, werd hij tot President van de beruchte Dordrechtsche Sijnode verkoozen. ’t Is te overbekend, hoe de Remonstranten hem voor eenen van hunne strengste partijen gehouden hebben, en welk een lof en laster hij daar door heeft weggedraagen.

Hemelsbreed verschillen zijne handelingen, wanneer men dezelvem nagaat, zo als ze beschreeven zijn door UITENBOGAART en TRIGLAND, om niet te gewaagen van BRANDT, veel min van REGENBOOG, die zo ongemeen partijdig geschreven heeft, in de twee Deelen, die van hem ’t licht zien, dat hij zig den naam van Historieschrijver onwaardig gemaakt heeft. Ik voor mij heb tot nog toe niets beter gevonden, om over ’s mans daaden, zo wel als over de gantsche Sijnode, onpartijdig te kunnen oordeelen, dan de brieven van HALES en BLANCANQUAL, geschreeven aan DUDLEIJ CARLETON, in 12, ten tweedemaale gedrukt 1671, volgens de vertaaling van den grooten PH. VAN LIMBURG; welke brieven ons, wanneer wij op het Art. DORDRECHT, van de Sijnode zullen spreeken, bijzonder te passe zullen komen, om het gehouden gedrag van BOGERMAN in de gewigtigste voorvallen te doen kennen.

In het jaar 1633, op den 8sten Augustus, werd hij, in plaats van Predikant in den Haag, tot Hoogleeraar in de Godgeleerdheid te Franeker beroepen, en verkreeg kort daarop den tijtel van Professor Primarius. Doch de gewigtige bezigheid, van het overzien der nieuwe vertaalinge van den Bijbel, belette hem, dat ampt voor den jaare 1634 te aanvaarden. Hij overleed den 11den September 1637, in den ouderdom van een-en-zestig jaaren, daalende met den vloek zijner vijanden en den zegen zijner vrienden in ’t graf. In Friesland haatten hem eenigen zo sterk, dat zij hem, in plaatze van BOGERMAN, hoofd van de Sijnode, BOGERMAN, hoofd van de snooden, noemden. En nog in onze dagen heeft men hem, in eenige schotschriften, door éénen wien zulks, zo om zijn ampt als afkomst, het minst voegde, President van de Hel zien noemen.

Wat aangaat zijne schriften; zijn boek de Jezuitsche Catechismus droeg hij op aan het Collegie der Staaten van Friesland, die hem, volgens Resolutie 1608, daar voor vereerden twee honderd guldens. Ook werd hij van dezelven, in het jaar 1614, plechtig bedankt voor de opdragt van zijne aantekeningen op het boek van GROTIUS tegen S. LUBERTI. Nog heeft men van hem: Practlijk van Boetvaardigheid; eene vertaaling van Beza’s beruchte boekje, over het Ketterdooden; en Lijkreden op den dood van Prins Maurits; Troostbrief aan een Weduwe, over het afsterven haares mans; en Tractaat van de Lijdzaamheid.

Zijn Grafschrift te Franeker is van deezen inhoud:

JOANNI BOGERMANNO I. F. FRISIO, IN EXILIO NATO, ECCLESIASTAE DISERTISSIMO, THEOLOGO DOCTISSIMO, VIRO PRUDENTE, SYNODI NATIONALE DORDRACENAE PRAESIDI GRAVISSIMO, VET. TESTAMENTI INTERPRETI, AC INTERPRETATI RECOGNITORI ACCURATO, ACAD. FRANEQ. PROFESSORI PRIMARIO, DE ECCLES.

ET REPUB. BELGICA DIFFICILLISMIS TEMPORIBUS OPTIME MERITO, PATRIBUS PATRIAE CHARISSIMO, MANTIO INCOMPARABILI, VIDUA MOESTISSIMA MARGARETA PETRAEA HOC MONUMENTUM PONENDUM CURAVIT.

Obiit MDCXXXVII. XI. Septemb. AET. LXI.

’s Mans afbeelding gaat, op onderscheide wijzen, in prent uit, met en zonder het Sijnode; men heeft het zeer fraai bij J. C. VISSCHER.

Zie E. L. VRIEMOET, Ath. Fris. pag. 284.

< >