Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 15-03-2024

BLEIJSWIJK (Dorp)

betekenis & definitie

een Hollandsch Dorp en Heerlijkheid, onder Schieland. In eenen giftbrief van Graaf FLORIS DEN VIJFDEN, van 1281, draagt het den naam van Bleeswijk. Thans is het bekend als een der voornaamste Hooge Heerlijkheden van Schieland, zijnde voorzien van een groot Ambacht; het grenst ten Noorden aan Moerkapel, ten Oosten aan de Rotte, ten Zuiden aan den Bergsenhoek, en ten Westen aan de landscheiding tusschen Delft en Schieland. De grootte des lands beslaat 2310 Morgens en 200 roeden; waarvan 453½ Morgens voor verveend aangetekend staan, welk getal jaarlijks grooter wordt. Men telt in dit Ambacht meer dan vier honderd dertig huizen.

Het Dorp, dat vrij aanzienlijk en wel betimmerd is, ligt twee uuren van Rotterdam. Men ziet aldaar een deftig gebouwde Gereformeerde en nette Remonstrantsche Kerk. Bleiswijk behoorde weleer aan de oude Heeren van Bulgerstein en Wena. De Stad Rotterdam kocht het van den Heere VAN BRONKHORST, van wien op ‘t Jaar 1635 gewag gemaakt wordt. EPISCOFIUS en SLATIUS hebben zig aldaar beroemd gemaakt.

Zie Staat van Holland.

< >