Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 15-03-2024

BEVELAND, Zuid

betekenis & definitie

voorheen het vermaardste, grootste en breedste van alle de Zeeuwsche Eilanden, voorzien met twee Steden en veele voortreffelijke Dorpen, heeft zedert, aan de Vlaamsche en Brabandsche zijde, veel lands verlooren, doch daar en tegen aan den anderen kant een goeden aanwas gehad. Verschillende zijn de gedachten over den naam van Beveland; eenigen meenen, dat hij zijnen oorsprong zoude hebben van den lossen, bevenden en onvasten grond, dien het vóór de bedijking had.

Anderen leiden dien af van eene verbastering van Beijer in Beveland en staaven dit uit de voorrechten en privilegiën, waarmede dit land, door de Beijervorsten, als Graaven van Holland en Zeeland, zou begiftigd zijn, gelijk ook uit het wapen te zien is. BOXHORN wil Beveland, zo wel als Beverwijk, afleiden van de menigvuldige Bedevaarden (Beverden), die voortijds derwaards plagten gedaan te worden. Anderen, die Beverland schrijven, doen dit, om dat zij zeggen, dat de naam zijnen oorsprong verschuldigd is aan de menigvuldige Bevers.

De Dorpen van dit Zuid-Beveland zijn in het jaar 850 bedijkt, vóór welken tijd, naar het zeggen van VAN DER HOUVE, de grond, als men ’er overhing, door zijne losheid beefde. Borssele, een Eiland op zig zelf, werd ’er aan gedijkt. Het gantsche Eiland, te weeten eerst Watering bewesten Yersieke, gezegd de West- of Breewatering, voorts de Parochie en Polders buiten de Westwatering, beoosten en bewesten de havens van ter Goes en Bieselingen, en dan nog het Eiland St. Joosland, werden bedijkt in 1631.

Zuid-Beveland is zeer vruchtbaar in koorn; heeft aangenaamer lucht, dan eenige andere Zeeuwsche Eilanden, en is het naaste Bewesterscheldensche Eiland aan Walcheren, waarvan het wordt afgescheiden door ‘t water de Hond, zijnde een slinkerarm der Schelde. Het heeft, zo door de Zee, als door de geduurige schuuringen van de ebbe en vloed der Schelde, meer dan de helft van zijn voorige grootte verlooren. Voorheen lagen op dit Eiland drie Steden: Borsselen, Romerswaal en ter Goes, waarvan alleenlijk de laatste Stad is overgebleven. Zie op BORSSELE en ROMERSWAAL.

In het Jaar 1288, leed Zuid-Beveland overmatige schade, door een verslindende inbraak der Zee, en andermaal in 1304; maar nog veel sterker in 1530, op den 5den November, waardoor het geheele land onder water geraakte; ook werden verdelgd de Landen en Dorpen Brouche, Kreecke, Everswaerdt, Steenvliet, Schoude, Nieuland, Toloende buiten, Zwartewaal, Hinckeler-Oord, Meeren, Rilland, met een gedeelte van Valkenisse en Weerde, ‘t Bat, Couwerve, Duvene, Lodijk, Ouwaarding, Coaallendijk, en de Stad Romerswaal, die alleen wederom bedijkt werd.

In het zelfde Jaar overstroomden Monster, St. Catharina, Oostkerk, Westkerk, Wolphertsdijk en de Devik, zijnde de oudste Polders van Borsselen. Deeze zes Parochiën werden, in ‘t volgende Jaar, wel van nieuws bedijkt, doch konden den vloed, in ‘t Jaar 1532, niet doorstaan, en zijn geheel vergaan. De Bewooners van Zuid-Beveland hadden wel met moeite en kosten ondernomen Nieuwland, Meeren, Krabbendijk, Valkenisse, Brouk, Hanswaerd, ‘t Badt, Rilland, en andere Heerlijkheden op nieuw te bedijken; maar in den nacht van den 2den November des zelfden Jaars verbrak de Zee alle deeze nieuwe Dijken, waar door eene ontelbaare menigte van Menschen in het water versmoorde. Meere of Ter-Meere, bij Schondere, liep mede weder onder water; vijftig menschen, op het dak van de Kerk geklommen, werden, na drie dagen, jammerlijk verhongerd, en half dood van koude, door een schip geborgen.

In het Jaar 1538 onderging dit Eiland dien zelfden ramp, zo als meermaalen in vervolg van Jaaren. Dus is het niet ongepast, dat na zo veel verlies en wederaanwinning van landen, de Zeeuwsche Leeuw, in het wapen van die Provintie, dobberende op de baaren, verbeeld wordt, met het omschrift Luctor et Emergo, vermits, met allen grond, van Zeeland kan gezegd worden: Ik worstel en kom het te boven. Niet minder geestig is het raadzel van BOXHORN, als hij vraagt:



Waar woont het volk
(sta bij verstandt)

Daar Land wordt Zee, en Zee wordt Landt?



In het hier bovengemelde land van Romerswaal wordt, tot heden toe, niet anders bewoond, dan Hoogerwerve, gelegen op de groote en kleine Agger. De Spanjaarden hadden aldaar, geduurende hun verblijf in Zeeland, een Fort gemaakt, om uit Zandvliet, en andere gaten daaromtrent, over het verdronken land, de Zeeuwsche stroomen met booten te bespringen. Maar in het jaar 1632 werd deeze sterkte, door Graaf WILLEM VAN NASSAU, voor den Staat ingenomen. De Staaten der Vereenigde Nederlanden maakten een besluit, om dezelve ter neder te werpen; doch die van Zeeland verhinderden de uitvoering daar van, als houdende dezelve zeer dienstig, ter verzekeringe van de binnenvaart van hunne Provintie. Onaangezien dit Eiland zo veel aan den ooskant verlooren heeft, is het nog het grootste van alle de Eilanden.

De nog overgebleevene Landen en Parochiën worden van veele wateren en kreeken doorsneden, als de Pieterman, Lodijne, Macolle, enz. die de Oude Schelde eene bekwaame gelegenheid verschaffen, om haaren ouden loop te verlaaten, en op het Eiland Ter Thoolen aanteschieten. Want beneden dit Eiland, omtrent Yersieke, heeft men het rechte kanaal of diep van de Schelde, waardoor Thoolen ’er weder afgescheiden wordt. Omtrent het midden is een groote plaat, die zig nabij Wemelingen in tweeën verdeelt, daar de Schelde aan de Noordzijde, en het Nieuwe Diep aan de Zuidzijde van eenen grooten Opwas, over veele Jaaren ten Noord-Westen van het Noordoort aangegroeid, haaren loop hebben. Veelen noemen deezen Opwas de Katteplaat; maar gemeener is de naam van de Onbekende, gelegen tusschen Cattendijk, en aan de andere zijde tegenover Cats, voorheen de Hooge Plaat genaamd. Reeds in ‘t Jaar 1627 was zij tusschen de 2000 en 3000 gemeten groot, en is zeer goed Weiland voor Schaapen.

Tusschen deeze Plaat en het Eiland, dat wij hier beschrijven, loopt het Nieuwe Diep, wel een eng, maar echter hol water, tot voorbij het Hoofd van ter Goes, en valt aan de andere zijde, laatende het Noordoort liggen, ten Zuiden in de Schelde, die Zuid-Beveland van Wolphertsdijk scheidende, en eindelijk de Lemmer vindende, naar ‘t Westen met de Sloe, naar ‘t Zuiden de verdeeling maakt naar St. Joosland, tegen dat van de Kraaijers. De Sloe wordt bijna geheel onbevaarbaar; als zodanig verlandende, dat men ’er reeds voor veele Jaaren, bij laag water, kon doorgaan. Van tijd tot tijd, nogthans, is dezelve een weinig meer verdiept geworden.

In dit Eiland is een grooter water, omtrent één mijl in de lengte, strekkende zig bijna ten Oosten en Westen, een goede streek Westwaards, achter het Dorp ter Nisse, en Oostwaards voortgaande, tot omtrent het Poldertje van CORNELIS JAN BOONEN, daar zij een einde neemt. Van ouds had dit den naam van de Zwaake; men vangt ’er veel Paling en Karper. De Adelijke Geslachten van Zuid-Beveland, en ook de Kerken, die daar onder behooren, zullen ieder op hun Art. voorkomen.

Zie REIGERSBERG, Chronijk van Zeeland, bl. 35, 38 en 39. BOXHORN en SMALLEGANGE.

< >