Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 15-03-2024

BEK, David

betekenis & definitie

geboortig van Delft, wiens naam, door ‘s Mans kunstige behandeling van het Penceel, tot heden toe in het geheugen gebleeven is. De dag zijner geboorte was de 25ste van Mai des jaars 1581.

Hij was genaamd naar den Dichter DAVID BEK, die zijns Vaders Broeder was, en in Gelderland overleden is. Zijn voornaamste Leermeester was de beroemde A. VAN DIJK. BEK was niet alleen een vermaard Schilder, maar ook een man, die de kunst van wel te denken in den hoogsten graad bezat. Hier door verwierf hij de gunst van Koning KAREL DEN EERSTEN, wiens Zoonen, KAREL en JACOB , als mede de Hertog VAN GLOCESTER , de Tekenkunst van hem leerden. Daarna kwam hij in dienst des Konings van Frankrijk; vervolgens aan het Hof van Deenemarken, en eindelijk bij de vermaarde CHRISTINA , Koningin van Zweeden, die hem hoog achtte, en tot haaren eersten Kamerheer bevorderde. In den dienst deezer Vorstinne eenigen tijd vertoefd hebbende, deed hij, bij gelegenheid van de reize haarer Majesteit naar Frankrijk, een keer naar Holland; waartoe haare Majesteit ongaarne bewilligde, uit vreeze dat hij niet weder zou keeren. Niet ongegrond was haare vreeze: want hij overleed in ‘s Hage, Anno 1656, niet zonder vermoeden van vergeeven te zijn. Weinige Kunstschilders, zegt men, hebben de vaardigheid van BEK bezeeten; en nog minder zijn voor hunne kunst zo wel als hij beloond geworden.

< >