Wapenen, geschikt om mede te steken en te slaan en in eene scheede aan de zijde gedragen te worden, vroeger ook in het algemeen zijdgeweer ge¬noemd. Zwaard is de algemeene benaming.
De degen is een recht zwaard met dubbele snede, geschikt om mede te stooten of te steken. Eene kling is eigenlijk het blanke lemmet, allengs in de beteekenis van groot zwaard gebruikt; vooral in figuurlijke taal komt het voor, z. a. over de kling jagen, over de kling laten springen, enz. Een rapier is een lange degen, thans in de spreektaal in onbruik. Eene sabel is een min of meer gekromd zwaard met stompe rugzijde en meer geschikt om mede te slaan. Een houwer of houwdegen is een groote degen om mee te houwen, in tegenstelling van stootdegen; vroeger werd houwer ook voor bijl gebruikt.
In figuurlijken stijl gebruikt men alleen zwaard en degen. Het zwaard der gerechtigheid. De degen is weer opgestoken, d.i. het is vrede. Een beproefde degen, een ervaren krijgsman.