Gepubliceerd op 30-04-2019

Aansteken—ontsteken—opsteken—in brand steken—brandstichten—brand veroorzaken—vuurmaken

betekenis & definitie

Iets aan het branden brengen, doen ontvlammen. Opsteken wordt bijna uitsluitend van tot licht geven bestemde dingen gezegd (uitgezonderd eene pijp of sigaar opsteken in de beteekenis van gaan rooken), ontsteken alleen van hetgeen als vuur brandt of ontvlamt, aansteken geldt van beide.

Ontsteken onderstelt het aanwezig zijn van brandstof, die maar even met vuur behoeft in aanraking te komen om te branden, wat bij aansteken niet altijd het geval is. Men steekt eene kaars, eene lamp op en aan; kruit en reukwerk worden ont¬stoken of aangestoken. Eene pijp en eene sigaar kunnen worden aangestoken met een lucifer. In brand steken onderstelt niet noodzakelijk strafbare be¬doelingen, zooals met brand stichten altijd het geval is. Pas op, dat ge den boel niet in brand steekt. Brand stichten geeft uitdrukkelijk te verstaan, dat het brand veroorzaken met misdadige oogmerken ot uit vijandschap geschiedt.

Brand veroorzaken of teweegbrengen — ook van levenlooze voor¬werpen in gebruik — geven te kennen, dat het in brand steken zonder opzet, doch bij ongeluk of bij toeval geschiedt. Wie brand stichtte werd opgehangen. Be brand is door de kat veroorzaakt, doch volgens sommigen door het broeien van het hooi. Vuur maken is iets in brand steken met een goed doel — om zich te warmen, iets aan te steken of spijzen te be¬reiden. De reizigers wilden vuur maken, doch daar alle hout vochtig was gelukte het hun niet en konden zij dus geen eten koken.