Indonesisch Nederlands woordenboek

W. J. S. Poerwadarminta en dr. A. Teeuw (1950)

Gepubliceerd op 04-10-2024

orang

betekenis & definitie

1) 1 mens, persoon;

2 man (vrouw), bediende (vrouw), ondergeschikte;
3 men; kata orang, men zegt;
4 iemand;
5 (orang lain) anderen, ’n ander, vreemde; kesalahan orang, andermans fout; orang banjak, ’t volk, 't publiek; orang baru, ’n nieuweling; orang besar, 'n autoriteit, voorname;

orang hutan,

1 'n bosmens;
2 ’n grote soort van aap; orang hutan kaja, voorname; orang hutan sebelah, buurman,

orang tua,

1 ouder(s);
2 hoofdman; -> seorang, alleen; individu; persoon;

(orang-)orangan,

beeld, pop; orang tua mata, pupil;

2) B immers, toch.

< >