Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

stommelings

betekenis & definitie

Zonder te spreken, zonder een woord te zeggen; soms bep.: zwijgend.

Voor de kleine huizen links en rechts stond hier en daar een man in zijn hemdsmouwen, stommelings naar de straat te kijken, CLAES 1933, 235.

Mijn kraag, waar is mijn kraag? Kijk toch niet zoo stommelings toe en help me, alle donders, VANDEN MAELDERE 1946, 24.

Staf vroeg niets. Stommelings verliet hij het huis en trok de woelige straten in, BIJDEKERKE 1948, 125.

„Toen je gister wegging zonder even binnen te lopen wist ik dat je spoedig weer zou komen”. „Ik was het niet van zins”, zei Absilis. „Wat? Zo stommelings weggaan?” „Nee. Weerkomen”, VAN AKEN 1965, 184.

Maak de litanie maar langer. Misschien wordt die litanie zelfs niet uitgesproken, en wordt de strijd stommelings gespeeld, wat nog erger is, Vrouw en Wereld mei 1976, p. 17.

< >