Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

boever

betekenis & definitie

(Boeren)knecht; koewachter.

Mijn vader heeft me dikwijls verteld hoe hij eens als zwervende boereknecht in de Pyreneeën, samen met een boever, soep kookte langs een riviertje, JONCKHEERE 1957, 65.

Mira... verkeerde er in ’t openbaar met een jongen boever, STREUVELS 1964, 47.

Ongerept als de wereld bij dageraad, als de dauw nog aan het koolzaad perelt, voor de boevers met hun paarden op het land verschijnen, DEMEDTS 1976, 96.

< >