1. middel tot overdracht van geld. Koopman A moet koopman B 2000 gulden betalen.
Op dat ogenblik beschikt hij echter niet over zoveel geld, maar weet wel dat hij over acht weken een betaling tot datzelfde bedrag zal ontvangen. B kan zo lang echter niet wachten, daar hij aan C een nog groter bedrag moet betalen. A verstrekt nu aan B een verklaring dat hij over acht weken 2000 gulden aan hem zal betalen. Zo’n document, volgens bepaalde regels opgemaakt, noemt men een wissel. B kan deze wissel aan C doorgeven en daarmee zijn schuld (gedeeltelijk) betalen. Maar hij blijft aansprakelijk voor zijn schuld aan C war neer A zijn verplichting niet nakomt en de wissel niet honoreert, d.w.zie betaalt. Wie een wisselschuld op de vervaldag niet voldoet, kan via een eenvoudige rechtsprocedure snel tot betaling worden gedwongen; 2. een inrichting die het mogelijk maakt een treinstel van het ene spoor naar het andere te laten afslaan. Bij de spoorwegen gebeurt het zelden nog met de hand, meestal wordt de wissel vanuit het seinhuis bediend;
3. als jagersterm het pad waarlangs het wild van het ene gebied naar het andere trekt.