in de Middeleeuwen een kleine vesting, dienende als woning voor de ridders; eerst ronde of vierkante woontorens met verscheidene verdiepingen, later uitgebreid met ridderzaal, kamers voor de kasteelheer en voor de kasteelvrouwe, kapel, stallen, keukens, verblijven voor vrouwelijk en mannelijk personeel, voorraadkamers en wapenmagazijn. Het geheel werd omsloten door een verdedigingsmuur met schietsleuven en zwaar versterkte toegangspoorten.
Soms werd het kasteel omringd door een gracht, waarover een ophaalbrug naar de poort. Grotere kastelen hadden nog een extra verdedigingsmuur, met tussen de eerste en tweede muur de stallen en bijgebouwen. De kern van de meeste kastelen was de donjon, een zwaar versterkte toren.