worden vaak in zaadwinkels te koop aangeboden. Van de inheemse planten behoort de herfsttijloos ertoe.
Legt men haar knol in de herfst op de vensterbank, dan brengt ze zonder water en aarde haar tere bloemen voort. Een oosterse soort is hiervoor nog meer geschikt. Van uitheemse droogbloeiers is de sauromatum het meest bekend. Zonder verzorging brengt deze „wonderknol” in de winter na 2 tot 3 weken een mooi gekleurde en gevormde bloeiwijze voort, die op die van de aronskelk gelijkt. Uit de fraai gekleurde schede verheft zich de bloeikolf met een lang, staartvormig eind. Jammer genoeg stinkt de fraaie „bloem” twee dagen afschuwelijk naar aas.
In haar vaderland, de Himalaja, lokt zij daarmee aasvliegen die haar bestuiven. Wordt de knol in mei in de tuin of in een pot geplant, dan brengt ze één enkel diep ingesneden blad voort, dat voor het ontstaan van een nieuwe knol zorgt. De sauromatum is een dwerg vergeleken met haar verwanten, die men o.a. in de Leidse Hortus Botanicus kan bewonderen. De Amorphophallus titanum heeft een knol met een doorsnede van wel 50 cm en een gewicht van ca. 23 kg. Hieruit ontwikkelt zich een bloeikolf van meer dan manshoogte. Het enige blad, met een doorsnede van soms 6 m, wordt gedragen door een steel van 5 m hoogte.