(nematoden), wormen met een cirkelvormige dwarsdoorsnede, in tegenstelling tot platwormen. Zij leven deels als parasieten in het dierlijke, plantaardige en menselijke lichaam, deels ook vrij in het zoete water, in de aarde of in de zee. Er zijn talrijke soorten, waarvan de lengte schommelt tussen i mm en i m.
De draadwormen bezitten alleen lengte- en geen dwarsspieren. Daardoor is hun voortbeweging slingerend en niet kruipend, zoals b.v. bij de regenworm, die over kring- en lengtespieren beschikt. Een zenuwring omgeeft de slokdarm, die door sterke spieren ingericht is om te zuigen. In stijfsel en in verschaalde azijn leeft het nietige azijnaaltje. Het bietenaaltje is de oorzaak van de zogenaamde bietenmoeheid. Andere kleine draadwormen veroorzaken ziekten in rogge, tarwe, haver en maïs.
De 20 tot 40 cm lange spoelworm bevindt zich soms in grote aantallen in de dunne darm van de mens. Het wijfje brengt miljoenen eieren voort, die, als ze vrijkomen, jarenlang kiemkrachtig blijven. Door mest worden zij op slaplanten en ander menselijk voedsel overgebracht en veroorzaken nieuwe infecties. Grondig wassen van groenten die men rauw nuttigt, is daarom noodzakelijk. De spoelworm schaadt de mens door zijn giftige stofwisselingsprodukten. Ook de kleine aarsmade leeft soms in grote hoeveelheden in de menselijke darm.
De wijfjes kruipen ’s avonds voor het afzetten der eieren in de aarsstreek en veroorzaken een heftig jeuken. De infectie komt als bij de spoelworm tot stand. De gevaarlijkste draadworm is de trichine. Tegen spoelwormen en aarsmaden bestaan afdoende geneesmiddelen.