(van het Gr.: dienaar),
1. in de Kerken van oosterse en westerse ritus: een geestelijke die van de bisschop de kerkelijke wijding heeft ontvangen die voorafgaat aan het priesterschap;
2. in de Kerken der Reformatie: een gemeentelid dat tot de kerkeraad behoort en belast is met de armenzorg, in onze tijd met de dienst der barmhartigheid in zijn breedste vormen.