heterodoxe godsdienst in India, afstammend van de Shramanas, de oude godsdienstleraren die verlossing predikten via atheïsme en Ascese. Het;. wijkt op minstens twee kardinale punten van het Hindoeïsme af, nl.
1 verwerping van het Kastenstelsel en
2 afschaffing van het offer. In een Jaïn-tempel staat nooit een godenbeeld, enkel een afbeelding van een Tirthankara, een groot leraar die niet alleen zelf de weg van bevrijding vond, maar die aan anderen doorgaf. [Vgl. hiermee: Bodhisattva]. De laatste Tirthankara uit ons tijdperk en hoogste meester van de huidige Jaïns is Mahavira [599-527 of 540-468 v. Chr.], een tijdgenoot van Boeddha. De Jaïn gelooft in absolute geweldloosheid. Hij doodt niet alleen geen mens of dier en eet geen vlees, maar hij mag zelfs na zonsondergang niet meer eten, om de dan rondvliegende insekten niet te schaden. Een Jaïnmonnik loopt veelal met een lap voor de mond, om te voorkomen dat hij insekten inademt, waardoor ze gedood worden. De Jaïns hadden hun eigen yoga-systeem dat zij Jainayoga noemden en dat een combinatie geweest moet zijn van Buddhi-yoga en Jnana-Yoga.